Deze week verschijnt bij Uitgeverij Polemos het nieuwe boek van Jan Huijbrechts: ‘Verdrongen verleden. De 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderen – 1917’. [Bestel hier]. De auteur is een erudiet kenner van zowel de Eerste Wereldoorlog als Ierland en beschrijft in dit rijk geïllustreerde boek het ongecensureerde en tragische verhaal van een stuk verdrongen Iers verleden in Vlaamse velden.
Een historisch werk over de inzet van de Ieren in het Britse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Dat moet zowel een boeiend als complex verhaal zijn. Hoe kwam je ertoe dit boek te schrijven?
In feite combineerde ik in dit boek twee van mijn grote passies: Ierland en de Grote Oorlog. In de meer dan dertig keren dat ik Ierland bezocht werd ik gaandeweg geïntrigeerd door het feit dat veel van mijn Ierse vrienden en kennissen, die hoofdzakelijk in de Iers-republikeinse traditie te situeren zijn, een vooringenomen en weinig genuanceerde visie hadden op hoe ze met hun eigen geschiedenis omsprongen. Het erg complexe verhaal van het engagement van de gematigde Ierse nationalisten in de Britse oorlogsinspanning was volgens mij niet gediend van dergelijke vereenvoudigingen en verdiende enige nuancering. Bovendien merkte ik dat er in Vlaanderen nauwelijks nog iemand weet had van deze Ierse tragedie die zich een eeuw geleden in de Vlaamse modder afspeelde. Redenen te over dus om dit boek te schrijven.
In essentie draait het om de 16e (Ierse) Divisie. Welke politieke dynamiek ontwikkelde zich tijdens WOI rond die divisie?
In de zomer van 1914 stond Ierland – dat toen nog integraal deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk – aan de rand van een burgeroorlog. Anderhalf jaar eerder had de Britse regering, die voor haar voortbestaan compleet afhankelijk was van de steun van de Ierse nationalistische partij, onder druk van deze partij een wetsontwerp voor Home Rule, een zelfbestuursstatuut voor het Groene Eiland, ingediend. De spanningen over de mogelijke inwerkingtreding van deze Home Rule hadden geleid tot een paramilitaire opbodpolitiek tussen protestantse unionisten die loyaal wensten te blijven aan de Britse kroon en de katholieke nationalisten. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat het Home Rule-statuut – waarvoor enkel nog de koninklijke handtekening ontbrak – in de koelkast werd gestopt.
Vermits er in 1914 nog geen dienstplicht bestond in het Verenigd Koninkrijk én het Britse beroepsleger gewoonweg te klein was om de confrontatie met het Duitse keizerrijk aan te gaan, ging de regering op zoek naar tienduizenden oorlogsvrijwilligers. Terwijl de unionistische paramilitairen in Ulster vrij snel toestemming kregen om hun eigen 36e (Ulster) Divisie op te richten probeerde ook de Ierse nationalistische leider John Redmond zijn Volunteers warm te maken voor dienstneming omdat hij ervan overtuigd was dit engagement tot een versnelling van het Home Rule-proces zou leiden. De Britse legertop stond echter uiterst wantrouwig tegen het idee om Ierse nationalisten te bewapenen en te trainen en het had heel wat voeten in de aarde voor de 16e (Ierse) Divisie uiteindelijk een feit was. De 16e Divisie kende net als haar ideologische tegenvoeter, de 36e Divisie, triomf en tragedie aan het westelijke front. In tegenstelling tot de 36e kreeg de 16e Divisie echter geregeld, overigens geheel ten onrechte, zware kritiek vanuit de Britse legertop die naargelang de oorlog vorderde meer en meer vraagtekens plaatste bij de politieke loyauteit van deze Ieren in Brits uniform. Ten onrechte want ondanks de verdachtmakingen en het onbegrip bleven deze nationalisten tot het bittere einde trouw aan hun soldateneed, hun bataljons en hun frontkameraden.
Je begint het boek met een hoofdstuk over de banden tussen Vlaanderen en Ierland. Niet alleen de Ieren ijverden voor Home Rule, ook de Vlamingen aan het front streefden zelfbestuur na. Zie jij nog meer parallellen?
Veel Vlaamsgezinde intellectuelen aan het IJzerfront volgden, zeker na de Paasopstand in 1916, met grote belangstelling de evolutie in Ierland. Terwijl in Ierland de revolutie voor de deur stond droomden heel wat jongemannen in de loopgrachten aan de IJzer van hun eigen ‘bevrijdende daad’. Net zoals de Ierse vrijwilligers in de 16e Divisie voelden vele Vlaamsgezinden in het leger zich niet begrepen door de legerleiding en verraden door de regering en de koning. Zij merkten dat de al in 1916 gedane belofte van gelijkheid in rechte en feite in de realiteit niets meer was dan een lege doos. Net zoals de Ierse nationalistische vrijwilligers vrij snel doorkregen dat Home Rule ook niet meteen voor morgen zou zijn… En het houdt niet op bij deze gelijkenis. Veel volgelingen van Redmond wisten zich geen raad met wat er tijdens en na de Paasopstand in hun land gebeurde. Vaak werden hun vriendschapsbanden met de republikeinse rebellen extreem op de proef gesteld. Zo wisten ook veel van de militanten van de Frontbeweging zich lange tijd geen raad met de activisten in het bezette landsgedeelte. Ook hier werden oude vriendschappen beproefd en duurde het erg lang voor er een klare lijn werd geformuleerd over de verhouding tussen Frontbeweging en activisme.
Een andere parallel ligt naar mijn aanvoelen in wat ik zou willen omschrijven als de ‘mystieke dimensie’ van de strijd en het lijden. Vele militanten van de Frontbeweging waren overtuigde katholieken en doordesemd van de idee van het martelaarschap en de offerdood. Ze meenden het toen ze in ‘Vlaanderens dageraad aan de IJzer’, het basisdocument van de Frontbeweging, stelden dat ‘Alle offers, die de zaak van Vlaanderen mocht vergen, blijmoedig door ons zullen worden gebracht…’ Een offercultuur die baadde in het waas van de romantiek, een idee die ook door veel katholieke nationalistische én republikeinse Ieren werd omhelsd en in de ogen van velen subliem tot uiting kwam in de executies van de leiders van de Paasopstand: het ultieme bloedoffer voor de vrijheid. Cyriel Verschaeve’s ‘Hier liggen hun lijken als zaden in ’t zand…’ of de Fronters-slogan én aanklacht ‘Hier ons Bloed – Wanneer ons Recht ?’ gingen bij wijze van zingeving voor het sneuvelen van zovele kameraden in feite evengoed op voor de mannen van de 16e (Ierse) Divisie…
En o ja, het was zeker geen toeval dat de initiatiefnemers van Heldenhulde in 1916, bij de keuze van de later zo berucht geworden heldenhuldezerkjes, opteerden voor het overduidelijk Keltisch-geïnspireerde ontwerp van Joe English. Een frontkunstenaar, die niet alleen met zijn uitgesproken Vlaamsgezinde werk, de Vlaamse strijd aan de IJzer een eigen, unieke beeldentaal gaf maar fysiek, als zoon van een Ierse vader en een Brugse moeder, de band tussen Vlaanderen en Ierland belichaamde.
Het belang van de Paasopstand in 1916 kan ook nauwelijks overschat worden. Wat was de impact op de nationalistische beweging met gematigde constitutionalisten en republikeinse rebellen?
De Paasopstand verraste en schokte niet alleen de Britten maar ook de gematigde Ierse nationalisten. Deze rebellie was niet alleen gericht tegen het Britse gezag maar ook tegen het Ierse constitutionele nationalisme dat in de ogen van de Ierse republikeinen door het geschipper in het Home Rule-dossier alle krediet én geloofwaardigheid had verloren. Na de Paasopstand met de daarop volgende blinde repressie en de electorale dijkbreuk die het separatistische Sinn Féin in 1918 veroorzaakte, evolueerde de publieke opinie in Ierland razendsnel in anti-Britse zin. Toen de schaarse overlevende veteranen van de 16e Divisie na de oorlog terugkeerden kwamen ze terecht in een land dat ze niet langer herkenden en dat het liefst zo snel mogelijk hun inzet vergat. Veel van de Ierse nationalisten die in 1914 en 1915 met duizenden vrijwillig dienst hadden genomen in de hoop op die manier het bijna afgeronde politieke proces dat tot zelfbestuur moest leiden af te ronden, werden nu als landverraders gezien omdat ze een Brits uniform hadden aangetrokken.
Een centrale figuur in het wedervaren van de 16e (Ierse) Divisie is Willie Redmond. Het boek bevat als bonus zijn toespraak in het Britse Lagerhuis, exact drie maanden voor hij sneuvelde. Wie was die man en wat was zijn belang?
Majoor William Redmond was en blijft een intrigerende figuur. Hij groeide op in de schaduw van zijn broer John, die decennialang dé sterkhouder van de Ierse nationalistische partij was. Sinds 1883 was de verbaal sterke Willie in het Britse Lagerhuis een steunpilaar van John’s politiek en één van de belangrijkste pleitbezorgers voor het Ierse zelfbestuur. Bij het uitbreken van de oorlog was hij een van de eerste nationalistische boegbeelden die opriep tot dienstneming in de hoop dat de regering na de oorlog het Home Rule statuut meteen en onverkort zou invoeren. In feite was hij, toen hij zich als 53-jarige oorlogsvrijwilliger meldde, veel te oud om nog aan het front te staan. Toch vertrok hij als kapitein in het Royal Irish Regiment naar de loopgrachten. Willie Redmond geloofde rotsvast dat de gezamenlijke strijd en het lijden van nationalisten en unionisten, van katholieken en protestanten, zou bijdragen tot het overbruggen van de ideologische en religieuze tegenstellingen. Door zijn breeddenkendheid en consequente opstelling wist hij langzaam maar zeker het respect van vriend én tegenstander te winnen en droeg hij ontegensprekelijk bij tot de – tijdelijke – toenadering aan het front tussen Ierse nationalisten en de loyalistische unionisten uit Ulster.
7 juni 1917 is een iconische datum. Hoe moeten we ons die Mijnenslag voorstellen, waarvan Willie Redmond het bekendste slachtoffer was ?
Als de geallieerde troepen met succes de patstelling rond Ieper wilden doorbreken was het absoluut noodzakelijk om de Duitsers eerst van de strategisch erg belangrijke heuvelrug bij Mesen-Wijtschate te verdrijven. Zij kozen voor een onconventionele oplossing. Al in augustus 1915 waren de geallieerden begonnen met het graven van mijngangen tot onder de Duitse linies. Sommigen gingen tot een diepte van 30 meter en waren tot meer dan 700 meter lang. Gespreid over een periode van zeventien maanden werkten bijna 6.000 mannen in nauwelijks voor te stellen omstandigheden, diep onder de Vlaamse velden, aan het uitgraven van niet minder dan 49 mijngangen. Minder dan de helft, 22 om precies te zijn, waren in het voorjaar van 1917, inclusief de met explosieven volgepropte mijnkamers, afgewerkt en bijgevolg operationeel. In de vroege ochtend van 7 juni explodeerden 19 van deze mijnen simultaan onder de Duitse stellingen. De tot dan toe grootste door de mens veroorzaakte ontploffing in de geschiedenis. De Duitse frontlijn verdween in immense zuilen van vuur en werd aan flarden gereten in het daaropvolgende trommelvuur. In een paar dagen tijd boekten de geallieerden met relatief lage verliezen, een terreinwinst van ruim 3 kilometer en maakten ze 2.500 Duitsers krijgsgevangen. Het was het eerste en in feite énige offensieve succes van de troepen uit het Britse gemenebest in de al 33 maanden lang erg hard bevochten Ieperse Salient.
Het boek wordt afgesloten met een fiets- en autoroute tussen Wijtschate en Kemmel. Ongetwijfeld de vrucht van je eigen verkenningen en onderzoek in het gebied. Hoe bekijk je de manier waarop in Vlaanderen WOI wordt herdacht ?
De Grote Oorlog leeft op zeer uiteenlopende manieren voort in ons collectieve geheugen. De verhouding tussen geschiedenis en herinnering is in deze verre van vanzelfsprekend. Meer zelfs, deze verhouding wordt, zeker in ons land, gekenmerkt door een aantal spanningsvelden. Het Vlaams-nationalisme bijvoorbeeld bouwde erg snel na het einde van de Eerste Wereldoorlog een eigen, aan de Grote Oorlog gerelateerde herinneringscultuur uit. Deze herinneringscultuur die pacifistische, identitaire én emancipatorische elementen met elkaar verweefde, speelde een belangrijke rol in zowel de Vlaamse ontvoogdingsstrijd als in de vorming van een Vlaams natiebesef. Zo kwam deze Vlaamse herinneringscultuur meer dan eens op gespannen voet te staan met de dominante Belgicistische herinneringscultuur die haar symbolen van collectieve herinnering na de oorlog aanwendde om de Belgische nationale identiteit te (her)definiëren en te representeren. Het resultaat was een tweespalt, die tot op de dag van vandaag nawerkt. Denken we bv. maar aan de spanningen die in de aanloop naar 2014 ontstonden tussen het Vlaams gewest enerzijds en de federale en Waalse gewestregering anderzijds over hoe de herdenking van ’14-’18 concreet diende ingevuld te worden…
Nog vorige week stelde prof. Herman Van Goethem, heraut van het politiek correcte denken en rector van de Universiteit Antwerpen, naar aanleiding van de herdenking van de Mijnenslag in De Standaard nog de polemische vraag ‘wat er te herdenken valt op 11 november…?’ Niet alleen poneerde deze academicus, niet gehinderd door enige feitenkennis én compleet foutief, dat de Mijnenslag vanuit militair oogpunt zero resultaat had gehad maar hij brak ook nog eens lans voor het vervangen van WO I -herdenkingen door WO II-herdenkingen. In zijn ogen was WO II veel meer dan WO I ‘een titanenstrijd tussen democratie en dictatuur’ en bijgevolg véél meer het herdenken waard. Dat uitgerekend een historicus honderd jaar na dato met dergelijke prietpraat komt aandraven is op zich al zorgwekkend maar dat hij daarbij ook nog eens met begrippen als ‘verstand op nul’ en ‘opgepept landennationalisme’ een bedenkelijke terminologie hanteert, stuit me helemaal tegen de borst. Helaas is dergelijke houding legio bij een bepaald gedeelte van onze intelligentsia. Kijk maar naar de bejubelde historica Sophie De Schaepdrijver die voor haar historische maatwerk ‘à la tête du client’, lees het Belgische regime, onlangs beloond werd met een verheffing in de adelstand…
Je werkte onlangs samen met sir David Jason, vooral gekend als de minzame politie-inspecteur Jack Frost, voor een Britse documentaire over de Dodendraad. Hoe kwamen ze bij jou terecht?
Vrij simpel eigenlijk. Samen met Em. Prof. Alex Vanneste ben ik één van de weinige auteurs in onze contreien die al heel wat jaren bezig zijn met het – té lang in de vergetelheid geraakte – dramatische verhaal van de Dodendraad, de onder hoogspanning staande grensafsluiting die de Duitsers in de zomer van 1915 operationeel maakten. De opnames kaderden in een reeks over de activiteiten van de Britse inlichtingendiensten in bezet België en Noord-Frankrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik had hierover in het verleden al gepubliceerd en bijgevolg duurde het niet lang voor ze bij mij uitkwamen. Het was naar mijn aanvoelen overigens een goede zaak dit ik bij dit project betrokken werd want al snel werd duidelijk dat de programmamakers zich hadden laten inspireren door een aantal weinig wetenschappelijke, vaak apocriefe en eenzijdige Franstalige bronnen die de indruk wekten dat heel de bevolking in bezet België in ‘14-’18 de zijde van het verzet had gekozen. Een mythe die ik vrij snel kon doorprikken.
Wie interesse heeft kan jou ook volgen op jouw blog ‘In Vlaanderens velden’. Welke plannen liggen er nog op de plank?
Binnenkort verschijnt ‘Vlaanderens Dageraad aan de IJzer: Een kroniek van de Frontbeweging 1914-1918’ . De aanleiding voor dit boek is natuurlijk de herdenking het verschijnen van de beruchte ‘Open Brief aan de koning’ waarmee de Frontbeweging op 11 juli 1917 op spectaculaire wijze in de openbaarheid trad. Verder leg ik de laatste hand aan een kroniek van het activisme en een boek over de hoofdzakelijk uit Bretoenen bestaande brigade marinefuseliers die in oktober en november ’14 ondanks de enorme verliezen, wekenlang het bruggenhoofd Diksmuide verdedigden tegen een immense overmacht. Na mijn boeken over de Ieren en de Bretoenen hoop ik in een laatste deel van dit ‘Keltische Drieluik’ de nodige aandacht te kunnen besteden aan een aantal minder bekende verhalen over Schotse en Welshe eenheden tijdens de vier lange jaren dat ze in het Ieperse streden en leden. Eens deze klus geklaard is hoop ik de tijd te vinden om te kunnen starten aan een boek dat zich focust op de erg boeiende eerste jaren van de Frontpartij…